Opkomst
In 1899 zijn de fabrikanten G.J. Jannink uit Goor en G. Salomonson uit Nijverdal begonnen met de realisering van het plan voor een spoorlijn, die na veel discussies over het verloop van het tracé, uiteindelijk aangelegd zou worden tussen Neede en Hellendoorn. Het doel van de aanleg van de spoorlijn was een verbinding te leggen tussen de fabrieken te Nijverdal, Rijssen, Goor en Neede. Hierdoor kon de aanvoer van steenkool en grondstoffen voor de fabrieken zonder overladen op de fabrieksterreinen gelost worden en konden eveneens de producten van de verschillende fabrieken naar de plaats van bestemming worden vervoerd. Dat het spoorlijntje van 36,5 km ook personen kon vervoeren was slechts bijzaak.
Dat de spoorlijn ook Hellendoorn aandeed was nogal bijzonder, hier was immers geen fabriek. Salomonson wilde de trein aanvankelijk niet verder laten lopen dan zijn fabriek in Nijverdal. Een deel van het complex lag (en ligt vandaag de dag nog steeds) ten noorden van de spoorlijn Zwolle-Almelo. De lokaalspoorlijn moest deze lijn kruisen om daar te komen en de exploiterende maatschappij, de Staatsspoorwegen (afgekort SS), stond dit alleen toe als de lokaalspoorlijn ook daadwerkelijk bij een station eindigde. Toen werd er maar besloten ook een station in Hellendoorn te plaatsen. Later zag men in dat een station in Hellendoorn nog wel eens gunstig kon zijn voor het vervoer van pensiongasten en van bezoekers van het Sanatorium voor Tbc-patiënten in Hellendoorn.
Na de aanbestedingen in juli 1908, ging in augustus van dat jaar de eerste spade de grond in. Er werd besloten dat de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij (afgekort HIJSM) de spoorlijn mocht gaan exploiteren. De volgende haltes werden vastgesteld: Neede, Kisveld, Noordijk, Gelselaar, Diepenheim, Goor west, Elsenerbroek, Enter, Rijssen, Zuna, Nijverdal zuid en Hellendoorn.