Hellendoorn

Hellendoorn

Hellendoorn duikt onder die naam voor het eerst op in de geschiedenis in het jaar 1275. In oude bisschoppelijke rekeningen wordt gewag gemaakt van het feit dat de pastoor/vicaris van Hellendoorn (destijds geschreven als Hellendere) geld schenkt ten behoeve van de kruistochten. Daarna verdwijnt Hellendoorn weer ruim 100 jaar uit beeld. In 1381/1383 worden, opnieuw in bisschoppelijke rekeningen, een aantal erven in Hellendoorn genoemd, waaronder Lentfordinck, Schurink en Roessingh. De kerk van Hellendoorn is echter waarschijnlijk toch nog een redelijk stuk ouder dan 1275. Waarom een kerk juist in Hellendoorn en waarom op exact die plek gebouwd is, blijft gehuld in de mysterieuze sluiers van het verleden. De opgraving van 1961 bracht aan het licht dat op de plek van het Romaanse middengedeelte van de kerk een ander houten gebouwtje heeft gestaan. Uit het feit dat onder dit gebouwtje een pre-Romaans graf werd gevonden, kan met enige zekerheid gesteld worden dat er voor de Romaanse kerk al een ander kerkgebouwtje gestaan heeft. De plek lag immers hoger dan de onmiddellijke omgeving, dus als de Regge buiten zijn oevers trad, bleef het daar droog. Een ideale locatie voor welk gebouw dan ook.

Het dorp Hellendoorn treedt vervolgens pas echt in de geschiedenis naar voren via de activiteiten van ‘goedsheeren’ en ‘erfgenaamen’, oftewel de mensen die binnen het dorp de erven bezaten en daarmee de touwtjes in handen hadden. De markestatuten dateren uit 1502 en bezitten we via een afschrift van 1604. De problematiek rond eeuwige zandverstuivingen, markegrensstenen die erplaatst worden door naburige marken, conflicten over het laten grazen van vee door naburige marken op de Helderse markegronden, het onderhoud aan de Helderbrugge en het constante gebrek aan geld vormen de hoofdinhoud van deze boeken.

Aangezien de kerk in Hellendoorn stond en de omliggende markes hier ook ter kerke gingen, kreeg Hellendoorn hiermee ook de status van ‘belangrijkste marke’ binnen het kerspel, dat vervolgens ook de naam Hellendoorn droeg. Het kerspel kan beschouwd worden als de voorloper van de huidige gemeente. Een historische verklaring dus voor het feit dat de gemeente nog steeds de naam Hellendoorn heeft.

De Tachtigjarige Oorlog en de daarmee gepaard gaande schermutselingen, of erger nog, veldslagen om Schuilenburg zullen ook Hellendoorn niet ongemoeid hebben gelaten en de rust danig hebben verstoord. Het verhaal gaat dat Bernard van Galen (Bommen Berend), de bisschop van Munster, kasteel Schuilenburg heft aangedaan. Toch vinden we over grootscheepse plunderingen, het platbranden van boerderijen en andere gewelddadigheden weinig wetenswaardigheden in de kerkelijke of wereldlijke geschriften die ons over die bewogen periode overgebleven zijn. De geschreven geschiedenis van Hellendoorn gaat eigenlijk pas goed van start met de Franse tijd. Men werd destijds door de Franse overheid gedwongen om achternamen aan te nemen en om burgerlijke gegevens als geboorte, huwelijk en overlijden officieel te gaan bijhouden en meer van dit soort administratieve aangelegenheden. Men zag er destijds het nut niet van in, maar wij in de 21e eeuw zijn er heel erg gelukkig mee. Het is immers het begin van een uitgebreide weerslag van ons verleden.

Rond 1830 wilde Hellendoorn kennelijk nog niet aangedaan worden door de toen aangelegde weg van Zwolle naar Almelo. Was het uit geldgebrek, of uit weerzin tegen iets wat nieuw was en waarvan men de gevolgen niet kon overzien? Volgens sommigen was het een gemiste kans. In een ander opzicht is het misschien maar beter geweest zo. Nu hebben we in ieder geval nog een dorp met een oude historische kern waar we trots op kunnen zijn. Anders was er inmiddels niet veel meer van het oude dorp over geweest. Door noodzakelijke uitbreidingen die de textielindustrie met zich mee zou hebben gebracht, als deze in of in de onmiddellijke nabijheid van Hellendoorn zou zijn gebouwd, zou Hellendoorn als dorp in zijn huidige vorm niet meer bestaan. Waarschijnlijk zou alleen de oude kerk nog herinneren aan het dorp van weleer.

Gelukkig hebben we nog veel dat ons aan ons verleden herinnert in Hellendoorn. In de verschillende musea, waaronder dorpsmuseum De Valkhof met daarin o.a. ook het Johanna van Burenmuseum, museumboerderij Erve Hofman, het Bakkerij- en IJsmuseum wordt ruim aandacht besteed aan de activiteiten van onze voorouders. En ook de molens De Hoop en De Wippe, ’t Oale Karkhof en niet te vergeten een flink aantal boerderijen, oude woonhuizen en links en rechts nog een aantal oude “brinkies” met bomen houden de aandacht voor het verleden, voor wie het zien wil, vast. Laten we proberen dat wat we nog hebben te koesteren en voor zover mogelijk te bewaren voor komende generaties.